Het werk van Patrick Corillon bekleedt van meet af aan een onhoudbare positie. Het houdt het midden tussen sculptuur en romanesk verhaal, fictie en in situ, vormgestrengheid en buitenissigheid wat betreft de referenties. Het functioneert volgens het wetenschappelijk model van de transplantatie of de enting. Corillon neemt uit de werkelijkheid fragmenten en gebruikt die om één of meerdere verhalen te vertellen. Het gaat dus minder om objecten dan om fenomenen, d.w.z., het gaat om een serie storingen; de tekst die het object begeleidt verstoort dit object. Corillon verheft parasitisme tot het niveau van de schone kunsten.


BIOLOGIE

Hoewel het vegetatieve een belangrijke plaats inneemt in de imaginaire decors van Corillon, interesseert hij zich minder voor de organische logica van de dingen dan voor de afwijkingen en storingen die de orde verbreken. Eenzelfde vorm (zoals een houten kubus) kan aldus verschillende ervaringen met zich brengen, verschillende "entingen". De uitverkoren vormen worden maximaal benut.


BUIKSPREKEN

Op die manier worden voorwerpen als de walkman, de dymo-plant, het straatnaambord, getransplanteerd van de ene context naar de andere en worden zij de dragers van uiteenlopende verhalen. De voorwerpen worden als de talrijke poppetjes die de aandacht van de toeschouwer moeten afleiden van de buikspreker. Wat Corillon laat zien, zijn door woorden versneden vormen in overgang, vectoren, lokvogels. Niet enkel wat getoond wordt, verschijnt. Sinds Jean Genet weten we dat beelden een tweevoudige functie hebben: tonen en verbergen, een formulering die Corillon voor eigen rekening zou kunnen herhalen.


ZWEVENDE OBJECTEN

De toeschouwer kan niet anders dan zich verbazen over het grote aantal borden, wijzers, signalisatieborden en dergelijke in het werk van Corillon. Ze verschijnen als model, als archetype. De borden die hij als drager neemt van zijn verhalen, moeten de situatie verduidelijken. Zoals elk onderdeel van het stadsmeubilair, worden ze gekenmerkt door eenvoud, uniformiteit, directheid. Zoals in De gestolen brief van Edgar Poe, kunnen deze objecten in situ onopgemerkt blijven door hun visuele vanzelfsprekendheid.
Herdenkingsplaten, planten in een serre, een informatiebord in het station van Kortrijk, bezitten een extreme vanzelfsprekendheid, die paradoxaal genoeg een extreme ondoorzichtigheid met zich brengt. Het lot van deze werken is zich te verliezen in de golf van nuttige signalisatieborden. De suïcidaire anonimiteit van hun ondermaatse aanwezigheid lost hun boodschap enkel door een verwoestende inbreuk op de orde van het functionele. Het werk van Corillon is evengoed schatplichtig aan de esthetica als aan de signaletiek. Elk stuk is een "drempel" die toelaat bruusk over te stappen van het banale naar het onbekende, van het algemene naar het bijzondere en van het zichtbare naar het onzichtbare.


KUNSTGESCHIEDENIS

In het werk van Corillon bewegen de motieven zich op twee niveaus. Er is het zijn, de beschrijving van plant- of diersoorten, onderzocht in hun essentie.
Er is vervolgens het menselijke, de herinnering aan het verleden, de biografie, de verheerlijking van een mythisch gebeuren. Corillon integreert aldus drie klassieke genres van de kunst: het historisch tafereel, het stilleven, het portret. Hierbij voegt zich een louter kennistheoretisch en wetenschappelijk aspect van de voorstelling, zoals de naturalistische schets die men gebruikt voor het klasseren en bestuderen van de species. Hierdoor kan Corillon een systematisch contrast scheppen tussen het functionele academisme van de genres die hij onderzoekt en de irrationaliteit van zijn universum, bestaande uit obsessies, een waanzinnige systematiek en brutale uitzonderingen. Een ander groot genre, het landschap, verschijnt slechts als negatief binnen dit "waanzinnig" systeem van nabootsing, dat enkel bij elkaar gehouden wordt door een uniforme hoon tegenover het didactische. Door het schilderen van De herders van Arcadië, formuleert Poussin een "mogelijkheid" ontsproten aan de mythologie, met het doel een morele gebeurtenis te beschrijven. Corillon herhaalt letterlijk dit procédé. Hierbij zorgt hij ervoor zijn verhalen te verankeren aan welbepaalde plaatsen, met behulp van bijzondere objecten: hij is de uitvinder van een morele signaletiek.


VIERING

Monumenten en standbeelden herdenken gebeurtenissen.
Daarom ook is het beter het werk van Corillon in verband te brengen met "standbeelden" dan met het begrip "sculptuur". Dit laatste begrip is eerder verbonden met het grote epos van de moderniteit, een epos dat Corillon besloten heeft, niet te negeren, maar wel te omzeilen. De "monumenten" van Boltanski zijn verbonden met de vervlogen kinderjaren; de bustes van Dimitrijevic zijn opgedragen aan onbekenden en herdenken de modale mens die overgeleverd is aan de macht der vergetelheid; ook de maquettes van Schütte, de bronzen van Dietman, de installaties van Charlier verwijzen naar functies van de kunst die door de moderniteit in de vergetelheid gedrukt zijn. De Commémorations van Corillon echter markeren de broosheid van de kunst zelf tegenover de officiële controleorganismen van het geheugen die de plaats van de kunstenaar ingenomen hebben. Het plechtig herdenken is een staatsaangelegenheid geworden, een industrie met zijn eigen particuliere imperatieven. Het geheugen moet zich voortaan tooien met vormen die opgelegd worden door de culturele marketing.
In een directe confrontatie kan een hedendaags kunstwerk deze vormen enkel parodiëren. Het werk mislukt zowel in het opzet te herdenken wat dood is als in de poging zich te integreren in het dagelijks leven. Van De moord op de onnozele kinderen, via De rampspoed van de oorlog van Goya, tot Guernica, had het kunstwerk de functie van het rouwen, een functie die nu ingekapseld wordt door de Industrie van het Amusement. De begrafenis is een te winstgevend zaakje om over te laten aan de kunstenaar...


MYTHOLOGIE VAN HET FALEN

Het falen is dan ook het thema van heel wat Commémorations van Corillon. Een kunst gewijd aan het falen vertelt het verhaal van een verlies, van rampen, van ruïnes... Corillon zegt hierover: Leven met een leegte, een afwezigheid, een gevoel van onmacht, is een produktieve geestestoestand.
Deze afwezigheid gestalte geven, binnentreden in het onbekende, veroorzaakt een soort transcendentie die misschien wel het object van de kunst is. Al mijn werken draaien rond een centraal gemis dat men poogt te verzachten. Het individuele falen dat Corillon herdenkt functioneert als een metonymie van de kunst in zijn geheel. Picabia schreef dat er twee soorten kunstenaars bestaan, mislukkelingen en onbekenden.


DE HERMENEUTISCHE DETECTIVE

De kunst faalt in het aanknopen bij het geheugen. Dit relatieve falen wordt nochtans verzacht door een obsessie voor de biografie, de vorm die CorilIon heel vaak kiest voor zijn verhalen. De biografie is een tweede niveau waarop Corillon de artistieke moderniteit uitdaagt. Waar de biografie lange tijd in de avant-garde kunst de meest courante vorm was om de mens te evoceren, kenmerkt de biografie de ambitie van Corillon het individu buiten de grenzen van de sociologie te beschrijven. Zijn biografieën handelen essentieel over het "vormgeven" van een leven, de verandering van het leven in ascese of de reductie tot een enkele obsessie. Zo kan men Oscar Serti herkennen aan de museumwijzer in zijn woning te Amsterdam, aan zijn machinale krabbels terwijl hij telefoneert, aan de walkmans, aan zijn maniakale relatie met witte muren. Van Hubert D., getoond in het Musée de Dunkerque, resten enkel de systematische zwerftochten doorheen de stad.
In het werk van Corillon worden biografieën de beschrijving van een beeld of een geheel van beelden waarmee mensen gepoogd hebben hun bestaan te structureren.


DE HYPOTHESE VAN DE AUTEUR

Corillon houdt ervan zich te verschuilen achter de voorwerpen die hij opstelt. Gebruik makend van gewone vormen van communicatie, brengt hij de toeschouwer tot staan aan de grens van de fictie en verhindert hem deze zonder meer te overschrijden.
Precies in dit moment van aarzeling schuilt de uitwerking van zijn werk.
Een naam is iets wat ons in een rol duwt, zegt Corillon, in het bijzonder in de context van de kunstmarkt. Een journalist is anoniemer dan een kunstenaar; ik heb nood aan die betrekkelijke anonimiteit van de journalistieke werkwijze. Door me op te stellen als kunstenaar zou ik een deel van mijn werk doden.
Corillon is zover gegaan om in Luik een conferentie te houden onder de titel Leven en dood van de namen der kunstenaars, waar hij de handtekening van de kunstenaar een "gouden gevangenis" noemde. Om zijn vrijheid en kracht te herwinnen, moet de kunst zich ontdoen van zijn oorsprong, zich bevrijden van zijn auteur. De Borgesiaanse stelling van de wereld als tekst, de kunst als eindeloos palimpsest die uiteindelijk zijn drager uitwist, heeft alles te maken met het globale project van Patrick Corillon.
Zijn werken worden gekenmerkt door een soort "vervloeking van de auteur", waardoor ze verloren gaan in de algemeenheid van tekens. Eens zijn werken verdwaald raken in de dagelijkse werkelijkheid en ze afgesneden worden van hun functie en hun verwijzing naar de kunst, zullen ze misschien vragen oproepen bij historici, bij plant- en dierkundigen. Zijn werken zijn virussen die in zich de vernietiging van hun artistieke kwaliteiten dragen. Wedden dat het diepste verlangen van CorilIon is, dat men ooit begint te twijfelen of zijn werk door één enkele persoon gemaakt is? Eens de werken samengebracht in een enkel corpus waarvan de fragmenten het voorwerp zijn van eindeloze discussies, zal men ze waarschijnlijk zien als wat ze heimelijk ook zijn: een üdyssea van het nietige, een serie microscopische Iliassen.

Nicolas Bourriaud