De telefoon

 

In maart 1921, meteen na haar smartelijke breuk met Oskar Serti, trok de pianiste Catherine de Sélys zich voorgoed terug in haar villa in Sète, waar ze dankzij de hartelijkheid waarmee ze daar werd omringd geleidelijk aan van haar verdriet genas. Ook al kon Catherine nooit weer de moed opbrengen om Oskar terug te zien, ze kon de verleiding niet weerstaan om hem van tijd tot tijd op te bellen. Om de heftige emoties die tijdens die gesprekken dreigden op te borrelen te bedwingen, namen Catherine de Sélys en Oskar Serti ieder voor zich, en zonder het elkaar te zeggen, de gewoonte aan om krabbeltjes te tekenen, hij op de blaadjes van zijn agenda, zij op de stukjes wit in de tijdschriften naast de telefoon.

Sinds Victor Lurkin, trouwe vriend en biograaf van Oskar Serti, tijdens zijn regelmatige bezoeken aan hen beiden het bestaan ervan bij toeval had ontdekt, fascineerde de gedachte aan die simultane tekeningetjes hem zo dat hij de droom opvatte ze bij elkaar te brengen. Toen hij na Oskar Serti's dood in 1959 als enig erfgenaam van diens werk werd aangewezen, kon Lurkin eindelijk zijn project verwezenlijken. Hij zocht de betreffende agenda's van Oskar bij elkaar, onthulde aan Catherine de Sélys wat haar tijdens het telefoneren ongeweten met haar gewezen minnaar had verbonden en kreeg haar toestemming om op de zolder van de villa in de wonderlijk goed bewaard gebleven stapels tijdschriften op zoek te gaan naar exemplaren die de sporen droegen van deze uitzonderlijke band.