² Het militair hospital

 

Het militair hospital

 

In mei 1917 werd Oskar Serti overgebracht naar het militair hospitaal. Elke morgen kwam een verpleegster zijn kamer binnen terwijl hij nog half sliep, liep op de ladekast af en trok de la open waarin zich zijn toiletgerei bevond. Ze liet de la een minuut openstaan, genoeg voor Oskar om de geur van de zeep tot zich te laten doordringen, schoof hem daarna met een klap weer dicht en opende en sloot hem dan nog twaalf keer snel achter elkaar; vervolgens trok ze de la open waarin hij zijn chocoladerepen verstopte, liet hem twee minuten openstaan, schoof hem met een klap dicht en bewoog hem nog acht keer met geraas heen en weer; vervolgens ging ze verder met de la waarin hij zijn tabak bewaarde…
Dankzij deze medewerking van de verpleegster kon Serti zich verbeelden dat hij ontwaakte in zijn eigen badkamer, de twaalf treden afdaalde die naar de keuken voerden, daar de geur van een kom warme chocola opsnoof en vervolgens luidruchtig de acht treden opdraafde naar de entresol, waar hij aan zijn bureau plaatsnam en een pijp opstak…
Maar op zekere ochtend verlangde Serti te veel; hij wilde niet weg uit de herinnering aan zijn huis. Na de keuken wilde hij terug naar de badkamer, vervolgens naar de veranda, toen weer naar zijn werkkamer en ten slotte nog een derde keer naar boven. De verpleegster kwam er niet meer uit met de lades en Serti merkte dat ze geïrriteerd raakte. Bij het haastig roffelen over een trap klemde ze lelijk haar vinger. Ze verbeet zich, hield haar adem in en trok toen een la open die ze nooit eerder had geopend, een la die bij Serti geen enkele associatie opriep. Ze liet hem wijd open staan en liep zonder een woord de kamer uit.
Oskar Serti had geen idee wat er in die la zat. Maar de onbekende geur die eruit opsteeg doordrong geniepig zijn hele huis en wiste één voor één al zijn herinneringen uit.

Toen Oskar Serti naar het militair hospitaal moest, ging hij bij zijn kameraden in de loopgraven weg met het pijnlijke gevoel dat hij hen achterliet in wat hij noemde de schandelijke krochten van de wereld.
Bij zijn opname wilde een verpleegster zijn voeten wassen. Er had zich zo'n hoop vuil tussen zijn tenen verzameld dat het bijna voelde alsof het bij zijn eigen lichaam hoorde. Ondanks Serti's protesten voegde de verpleegster prompt de daad bij het woord en stopte zijn voeten in een teil warm water.
Meteen vulde de ruimte zich met een geur van leem die rechtstreeks uit de loopgraven afkomstig was, zoals wanneer na een hevig onweer boven een uitgedroogde stad tussen het plaveisel stroompjes opborrelen vervuld van het diepste der aarde.
Energiek schrobde de verpleegster tussen zijn tenen en onderwijl feliciteerde ze Oskar met zijn herwonnen waardigheid.
Maar zodra ze de kamer uit was trapte Serti de teil met een behendige schop omver, en de inhoud stroomde over de vloer. Sindsdien rook Serti elke keer dat zijn kamer gedweild werd een walm van schande uit de kieren tussen de planken opstijgen.

Als hij enige kans wilde maken zijn linkerbeen ooit weer te kunnen gebruiken, moest Oskar Serti het meer dan duizend keer per dag met veel inspanning proberen te buigen.
Elke middag wachtte hij vol ongeduld op de komst van de verpleegster om zich, zwaar steunend op haar schouder, aan zijn hersteloefeningen te zetten.
Serti ergerde zich aan zichzelf dat hij zo aan deze verpleegster gehecht was, want wie weet deed ze –haar glimlachjes niet ten spijt – alleen maar haar best hem op de been te brengen opdat hij maar zo snel mogelijk weer als kanonnenvoer kon dienen.
Ter afleiding van dat verschrikkelijke vooruitzicht fantaseerde hij bij elke beenbuiging dat hij een stap zette op weg naar huis. Als bij toverslag trokken allerlei vergeten landschappen aan zijn geestesoog voorbij die hem een voorproefje gaven van zijn terugkeer.
In nog geen maand had Serti het gebruik van zijn been weer bijna helemaal terug.
Toch had hij, op de dag dat hij zonder hulp probeerde te lopen, niet de kracht om zijn kamer te verlaten. De hoop op terugkeer naar huis, de vrees om te worden teruggestuurd naar het front, hij had het zich allemaal slechts ingebeeld. Hij bleef gehecht aan de schouder van zijn verpleegster als aan de vaste naald van een kompas, die hem niets anders had kunnen bijbrengen dan rondjes draaien door zijn kamer.

Oskar Serti voelde allerlei angsten bij zich opkomen die nergens door werden gerechtvaardigd. Hij schreef zijn toestand op rekening van oude kinderangsten, en om die uit te drijven strekte hij zijn arm, stak zijn duim omhoog, strekte zijn wijsvinger en middelvinger naar voren, vouwde
ringvinger en pink naar binnen en begon te schieten op alles wat los en vast zat terwijl hij het geluid van fluitende kogels imiteerde. Vaak kwam het voor dat de slaap Oskar overmande voordat hij de wapens had neergelegd.
Elke nacht kwam de nachtzuster kijken of zijn vuist weer verkrampt op de rand van het bed lag. Ze wist best dat ze Oskar met een enkele streling zou kunnen ontspannen en van zijn oude demonen bevrijden, maar weerhield zich van iedere inmenging. Die gewapende arm kwam haar voor als geladen met zo veel overtuigingen dat ze zich er tijdens haar ronde door het schemerige ziekenhuis door beschermd voelde.