|
|
Tristan dacht terug aan de winterdag toen hij, na een scheiding van drie maand, Isolde terugzag in het woud. Om hun verzoening te bezegelen, had hij haar willen tekenen aan de voet van de boom waaronder ze vroeger schuilden. Hij rilde van de kou, maar het verlangen om haar terug te vinden was sterker dan om het even wat. Toen hij zou beginnen tekenen, niesde Tristan zo heftig dat een pak sneeuw van de tak gleed die zich boven haar bevond en haar helemaal bedekte. Isolde verdween in het wit van het woud. Hij voelde zich helemaal alleen. Plots werd het verdriet om hun uiteengaan weer levendig. Zijn blik bleef gericht op deze zwarte tak die, vrij van sneeuw, voor hem oprees als een teken van het lot. Had hij die kunnen afsnijden, dan zou de tak hem werkelijk tot wandelstok hebben kunnen strekken en hem vergezeld en gesteund hebben in zijn nieuwe eenzaamheid.
Ondanks de koude, slaagde Tristan erin zijn potlood te nemen en deze stok tot in elk detail te tekenen. Dankzij hem begon hij zich te schikken in zijn zacht isolement. Hij voelde zich zelfs sterker dan ooit. Toen gooide hij de hoop sneeuw om waaronder het arme meisje sinds enkele minuten bedolven was et nam haar mee om naar het dorp terug te keren. Isolde was verstijfd van de kou. Tristan droeg haar vijf stappen lang, en steunde dan uitgeput op haar. Hij zorgde er wel voor haar niet te stevig in zijn armen te drukken om te vermijden dat een plots hervonden lichaamswarmte haar een soepelheid zou doen terugkrijgen waardoor hij de herinnering aan zijn dierbare stok zou verliezen.
|
|
|
|