De ezelwegen
We geven een persoonlijk voorbeeld. In gedachten verzonken, lopen we langs deze weg. We kijken enkel op om onze ezel een pak slaag te geven als hij tot de orde geroepen moet worden. |
||||||||
Wanneer we onze ezel slaan of troosten, geven we hem namen die we net zo snel weer vergeten. Maar hoe dopen we hem met één echte naam? Het doopsel is een teken van hoop dat we geven aan mensen die we willen behoeden. Deze ezel, die we nochtans opzadelen met van alles en nog wat, is voor ons geen teken van hoop. We weten dat hij ons elk moment kan verlaten.
NB : Als de gelegenheid zich voordoet, mogen we niet aarzelen om met onze ezel langs te gaan bij het graf van de onbekende soldaat. Hij zal zich algauw op het gras storten om het op te eten. Eerst zullen we niet inzien dat het hem net zo toebehoort als aan die Ander, en we zullen zijn mond open wringen om het van tussen zijn tanden te trekken. Maar eens ons hoofd tussen zijn bijters zit, zullen we er de vermaalde chrysanten zien, de rozen druipend met speeksel en de halfvergane tulpen… |
||||||||
Onze ezel denkt niet na over waar hij naartoe gaat. Links of rechts, het maakt hem niet uit. Hij gaat dood, dat is alles. Zijn enige prestatie is met zijn oren slaan en met zijn ogen knipperen om vliegen weg te jagen. Soms – en dit is de situatie die ons interesseert – blijft hij met zijn ogen knipperen, zelfs als er geen vliegen zijn. Op dat moment wordt het een beweging die gewoon wordt gedaan om de beweging. Tot in het oneindige. In deze wonderlijke mechaniek is zijn oog dat van iemand die slaapt. Maar dan een slaper die kijkt tot in het diepst van onze ziel. Dit oog, dat wij niet kennen, volgt ons de hele dag. Het zal zich in ons griffen, zoals sommige overdreven gewelddadige beelden zich in negatief op ons netvlies branden wanneer we onze ogen sluiten. 's Avonds zal het ons beletten om te slapen. We zullen draaien en keren in ons bed. Linkerzij, rechterzij, rug. We doen ter plaatse de weg van onze ezel over. Ten slotte zullen we, nadat we al onze ergernissen hebben verjaagd, langzaam maar zeker in een paradoxale slaap wegzinken. |
||||||||
Om een probleem aan te pakken waarmee we obsessief bezig zijn, doe je er goed aan niet frontaal in de aanval te gaan. Door het onverhoeds te benaderen, zou het kunnen opschrikken en zich voor ons verstoppen. Een voorzichtige, geleidelijke aanpak is hier beter. Beetje bij beetje lijkt de ezel, nu overdekt met geborduurde blaadjes, meer op te gaan in de natuur. Zelfs wanneer hij van zijn pad afwijkt, lijkt hij nu deel uit te maken van het landschap. We hebben geen enkele reden meer om hem tot bloedens toe te slaan. Meteen de beste reden om ons grote wereldkruidenboek zo snel mogelijk af te maken. |
Wat we proberen te verbergen, zelfs om de nobelste redenen, komt op zekere dag toch aan het licht. Zo beseft de ezel goed genoeg dat zijn huid, wanneer hij zijn last niet meer kan dragen, een mooie prijs zal opleveren om trommels en koffers van te maken. Hoe we ook ons best doen om hem te doen geloven dat het niet zo is. Toch kan dit vooruitzicht hem niet breken. Integendeel. Hij ziet wel wat in het idee om ooit op te gaan in het ritme van de wereld. Misschien is de natuurlijke manier waarop hij onze stokslagen incasseert wel begrijpelijk, in de zin dat dit leven, althans voor hem, één grote repetitie is voor die Grote Dag? De ezel treuzelt of stopt onderweg alleen om de drie slagen van ons te krijgen die aankondigen dat het doek opgaat voor het beloofde land. |
|||||||
Ze zeggen dat een ezel – zeker met een pasgeboren kind op zijn rug – op elk moment kan stilhouden. Op deze weg of ergens anders. Zonder duidelijke reden. Als je hem weer in beweging wil zien komen, moet je hem zachtjes in zijn oor fluisteren. Niet dat deze methode ook echt werkt, maar dat is bijzaak. |
||||||||