De nachttuin

 

In juni 1917 kwam Oskar Serti, zwaar getroffen in Verdun, het einde van zijn herstelperiode doorbrengen in zijn huis in de Louis Hapstraat.
Jammer genoeg werd zijn slaap geregeld verstoord door beelden van de verschrikkingen die hij in de gevechten had beleefd.
Op een nacht werd hij uit bed gehaald door een nachtmerrie die erger was dan gewoonlijk: hij had net gedroomd van een verzengende luchtstroom - gevormd door de laatste adem van alle soldaten die op het front gestorven waren - die hem tegen een enorme deur aandrukte.
Onder de druk was de deur tenslotte opengegaan. Maar ze gaf uit op het niets. Terwijl hij eindeloos viel, bleef de deur achter hem maar klepperen.
Serti trachtte weer meester te worden over zichzelf. Hij moest even naar buiten. Het maakte niet uit waar naar toe, als het maar buiten zichzelf was.
Hij stond met een sprong op om naar buiten te gaan. Maar de drukte die hij maakte wekte...

...Catherine de Sélys die aan zijn zijde sliep. Ze vroeg hem waar hij naartoe ging. Hij antwoordde haar dat door de wind de deur van één van de schuurtjes in de tuin klepperde, dat hij zo niet kon slapen, en dat hij ze ging dichtdoen.
Catherine kon niet toestaan dat Oskar - nog steeds niet hersteld - het risico zou nemen kou te vatten, en nog minder dat hij een slecht gesloten deur als voorwendsel zou nemen om naar één van die verwenste schuurtjes te gaan waarin hij al de hele dag alleen doorbracht.
Meer uit nieuwsgierigheid dan uit medelijden drong ze erop aan om zelf de weerbarstige deur te gaan sluiten. Om van het gezeur af te zijn, aanvaardde Oskar tenslotte
dat ze zich met zijn nachtmerrie belastte en ging alleen weer naar bed.
Hij schepte er genoegen in zich Catherine voor te stellen voor de schuurtjes die op slot waren zoals hij heel goed wist, en terwijl hij weer in slaap viel, fluisterde hij: "Ga dan, Catherine, zoek, zoek, er is een andere deur die kleppert, vind die, vind die voor me…"
Serti lag schuin onder de dekens en terwijl zijn voeten de koorts van zijn nachtmerrie terugvonden, sloeg hij zijn armen om het nog warme hoofdkussen van Catherine.

Om de schuren te bezoeken, vraagt u de huismeester om de sleutels.

Toen ze het eerste schuurtje binnenging, liet Catherine de deur instinctief een vijfentwintig centimeter openstaan.
Het was precies dezelfde opening die ze van haar vader eiste in haar kinderjaren als hij de avondklok instelde bij de deur van haar kamer. Als ze achtergelaten was in het halfduister, kon ze het spel van de doodstrijd beginnen te spelen; wat ze verkoos, was die van Isolde, die van op het hoogste punt in een waterval van vijfenzeventig meter diepte gegooid werd op een broos vlot. Ze ging dan bovenop de ladekast zitten, nam haar aanloop en liet zich met haar volle gewicht op het bed vallen.
Op een avond kwam haar moeder later dan gewoonlijk de was die ze nog maar pas gestreken had in haar kamer opbergen. Totaal onverschillig voor elkaar, was de ene druk in de weer met de laden van de kast, terwijl de andere haar doodstrijd stroomopwaarts van de rivier voorbereidde. Maar toen haar moeder, na een verstrooide avondgroet, de deur van haar kamer helemaal sloot, besefte Catherine dat haar vader haar niet meer zou kunnen horen van op zijn bureau; dat hij haar zelfs niet meer zou kunnen vragen stiller te zijn. Ze begreep plots dat ze werkelijk in de leegte speelde, en duizelde plots zo dat ze voor het eerst voelde wat een val van vijfenzeventig meter hoogte werkelijk betekende.

Toen ze moeizaam de deur van het tweede schuurtje opende, slaakte Catherine een kreetje en de echo daarvan gaf haar stem een zo bijzonder timbre dat de jaren plots wegvielen en ze in haar geest weer terugkeerde naar een periode toen ze samen met haar vader leefde, nadat haar moeder hen verlaten had. Ze bracht toen uren door met naar hem te kijken terwijl hij aan zijn bureau zat te werken, en vooral te wachten tot de telefoon rinkelde. Ze was gefascineerd door het gemak waarmee haar vader de telefoon kon opnemen en de stem van haar moeder nabootsen om te zeggen: "Een ogenblikje, ik zal even kijken of hij er is." Hij ging naar de deur die hij met veel lawaai openmaakte en riep zichzelf bij de trap, en kwam dan terug naar de telefoon. Als hij er zin in had met degene die opbelde te spreken, gebruikte hij zijn normale stem, anders zei de vrouwenstem: "Hij is er niet, maar hij zal u terugbellen zodra hij thuiskomt."
Op een dag hoorde Catherine verbaasd hoe haar vader de telefoon opnam en met een haar onbekende stem zei: "Een ogenblikje, ik zal even kijken of hij er is." Hij ging naar de deur, maar riep zich zelfs niet; hij scheen verloren. Hij bleef zo lang in de deuropening staan in een poging om zich te herstellen, dat Catherine medelijden had met de persoon aan de andere kant van de lijn, en de hoorn opnam. Toen hoorde ze uit de verte de stem van haar moeder die haar na de gewone en gebruikelijke dingen vroeg of haar vader er was. Catherine antwoordde ja, riep hem zachtjes bij de trap, kwam daarna terug aan de telefoon en bootste zijn stem perfect na.

 

 

Toen ze zich in het derde schuurtje bevond, zag Catherine dat Oskar de binnenmuren van boven tot onderen beklad had met graffiti van een ongehoorde agressiviteit en obsceniteit; hij had niemand uit zijn omgeving gespaard: zijn kameraden niet en zijzelf evenmin.
Hoe had de zachte Oskar zo kunnen uitvallen tegen de mensen die hem zo dierbaar waren? Eerder verward dan gekwetst, boog Catherine het hoofd en ontdekte op een tafeltje het Dagboek dat Oskar bij zich gehouden had in de oorlogsjaren en dat hij niemand ooit had laten lezen.
De opdracht op de eerste bladzijde was aan haar gericht.
De volgende bladzijden waren niet beschreven, maar ze stonden tot haar grote verbazing vol schetsen als voorbereiding voor de graffiti op de muren. De kleinste belediging was tenminste honderd keer geschetst: het gebruik van de kleuren, de dikte van de letters, alles was tot in de kleinste details bestudeerd. Catherine was diep onder de indruk toen ze zag in welke kunsthel Oskar verloren liep. Vast van plan om alles te doen wat ze kon om hem daaruit te halen, besloot ze het Dagboek boven de halfopen deur te plaatsen, in de hoop dat het de volgende dag met zijn volle gewicht op het hoofd van Oskar zou vallen en zo meer spontane scheldwoorden zou uitlokken.
Jammer genoeg slaagde ze er niet in het Dagboek in evenwicht op de deur te plaatsen. Na verschillende vruchteloze pogingen gooide ze het uit nijd op de grond, en betrapte er zichzelf op dat ze één van de zinnen zei die op de muur stonden. Dank zij de perfecte dynamiek van de vormen en de kleuren van de graffiti, werd Catherine tegen haar wil in een spiraal meegesleurd die er haar toe bracht alle woorden van het schuurtje steeds luider uit te spreken, tot ze die uitschreeuwde. De scheldwoorden echoden zoals eindeloze getijden. Door steeds maar op de wereld te spuwen, voelde Catherine zich weldra meegesleurd op een desolate zee. Daarna kwam ze in volle zee terecht, waar de woorden die uitgeschreeuwd worden geen andere betekenis meer hebben dan eraan te herinneren dat men het hoofd nog boven water houdt.