Het middagslaapje in het woud
In maart 1919 herkende Oskar Serti tijdens een wandeling door het bos van Fontainebleau de boom die model had gestaan voor Pierre Liparts beroemde schilderij 'Het middagdutje'. Het leek Serti een bijzondere sensatie zelf deel uit te maken van een schilderij en daarom ging hij in dezelfde houding als de figuur in de voorstelling aan de voet van de boom liggen.
Maar binnen een paar minuten marcheerde er een colonne mieren over hem heen. Toen besefte hij dat wat hij altijd voor een craquelure onder aan het doek had gehouden, in feite een stoet mieren was die over de benen van de liggende figuur trok. Serti voelde er weinig voor te onderzoeken wat de andere craquelures op het schilderij in werkelijkheid voorstelden. In paniek krabbelde hij overeind en vervolgde zijn pad.
Toen Oskar Serti na vele jaren terugkwam in het bos van zijn kindertijd, herkende hij in de eerbiedwaardige
boom die voor hem stond de heester aan de voet waarvan hij op de avond van zijn elfde verjaardag had zitten peinzen. Hij herinnerde zich nog heel goed het crucifix dat aan de stam hing en waarvoor hij was neergeknield, zwerend aan zichzelf dat hij later schrijver zou worden.
Ondanks zijn teleurstelling dat hij het crucifix niet meer zag, ging Serti aan de voet van de boom liggen en dacht hij tevreden aan de roman die hij onlangs had gepubliceerd en die weliswaar niet het gehoopte succes had opgeleverd, maar er dan toch gekomen was.
Met grote voldoening haalde hij een volle teug adem, terwijl hij op hetzelfde moment een venijnig takje in zijn schedel voelde prikken en onwillekeurig zijn hoofd tussen zijn schouders introk. Maar omdat hij op dit ogenblik van intense voldaanheid niet kon accepteren voor wat dan ook het hoofd te moeten buigen, ging hij met zijn hand achter zijn rug en brak het takje met een knap af. Tot zijn stomme verbazing zag hij dat hij de rechterarm van Christus tussen zijn vingers had: kennelijk had de boom, terwijl hij opgroeide en volwassen werd, het crucifix omkapseld tot er uit de stam alleen nog een uitgestoken hand naar buiten kwam.
Serti nam de arm mee naar huis, maakte een pen aan het breukvlak vast en nam zich voor die te gebruiken om zijn volgende roman te schrijven. Een roman waarbij hij met al zijn talent zou schitteren in de ogen van diegenen die hem nu aanbeveelden een beetje bescheidenheid te tonen.
Toen hij vele jaren later weer eens in Verdun was, zag Oskar Serti in het bos de beroemde 'Boom met de spijkers' terug. Daar kwamen de mensen uit de streek – volgens eeuwenoud bijgeloof – naartoe om hun kwalen kwijt te raken door er een spijker in te slaan die ze eerst een tijdje op de pijnlijke plek hadden gedragen.
In een vlaag van solidariteit wilde Serti in het lijden van de plaatselijke bevolking delen en hij strekte zich aan de voet van de boom uit om een middagdutje te doen.
Toen hij wakker werd, zaten zijn haren zo in de spijkers verstrikt dat hij ze moest uittrekken om los te komen. Tot zijn grote verbazing deed dat geen ziertje pijn, alsof het feit dat hij van tevoren met zijn behaarde scalp de spijkers had aangeraakt de pijn op afstand hield.
Niettemin voelde hij zich toen hij bij de boom wegliep bezwaard door het idee dat hij onbewust de kracht van de door anderen ingeslagen spijkers tot zijn eigen voordeel had aangewend. De dagen daarop was hij zich voorturend aan het verontschuldigen tegenover mensen uit de streek bij wie een oude kwaal schijnbaar plotseling weer opspeelde.